Een familiegeschiedenis (deel 1)
Datum publicatie: september 2024
Herinneringen en mijmeringen van Greet, een van onze leden
Greet Wuyts en Rita Dries
Het Bezemklokje kreeg onlangs een toch wel bijzonder document toegestuurd van een van onze leden, Greet Wuyts. Zij vond het belangrijk om haar jeugdherinneringen neer te schrijven, voor haar zussen en broer, voor hun kinderen en kleinkinderen, voor haar neven en nichten en ook voor zichzelf. Omdat ook voor ons deze schrijfsels zoveel herinneringen oproepen, vinden wij het een hele eer om ze via ons ledenblad te mogen delen met alle Bezemklokkers. We zullen ze, opgesplitst in meerdere delen, publiceren.
Deel 1. Mijn grootouders langs vaders kant
Grootvader Jozef Wuyts werd geboren op 25/10/1888 en is overleden op 02/07/1984 in Turnhout. Grootmoeder Ludovica Elisabeth Van Mechelen werd geboren in Kasterlee op 10/03/1893 en is overleden in Turnhout op 09/10/1945. Samen kregen zi vijf kinderen.
Mijn grootmoeder heb ik spijtig genoeg nooit gekend. Wie weet wat ik allemaal van haar had kunnen leren? Over tradities, kruiden en bloemzaadjes, over zelf smeersels en siroopjes bereiden uit alles wat men in de natuur toen nog vinden kon? Of zou ze me streekverhalen vertellen over de duivel, de zwarte hand, spoken op het kerkhof of dwaallichtjes op het Peerdsven? Ze zou me zeker leren koeien melken en de lekkerste rijstpap koken. Ik zou ze vast een heel lieve grootmoeder vinden. Grootmoeder was lang ziek en de dokters toen konden haar niet genezen. Ze overleed veel te vroeg op haar 52ste.
Jef (grootva Wuyts) – foto Greet Wuyts
Mijn grootvader, Va Wuyts, woonde samen met grootmoeder op den buiten, op ‘t Schorvoort. Een gehucht waar de Turnhoutenaren op neerkeken. ’t Schorvoort, daar woonden Kempense keuterboerkens in kleine typisch Kempense boerderijen met rondom wat arme zandgrond. In herfst- en wintertijd was het er slijkerig, smerig en vuil. Daar had een Turnhouter niets te zoeken; soort zoekt soort, zei ons ma. De Turnhoutenaars waren heel klasse bewust. In ‘t stad woonden arbeiders, boeren, middenstanders, notabelen, hoog gegradeerde militairen, industriëlen en mensen van adel. Ze frequenteerden elkaar daar de ene geld bezat en de andere niet.
De boerderij van grootvader Wuyts was een woon- en stalhuis met een afzonderlijke schuur. Het was een driewoonst met een zadeldak, waarschijnlijk gebouwd tussen 1850 en 1875 en ze bevond zich op de hoek van de Schorvoortstraat.
Foto Greet Wuyts
Binnenkomen deed je niet door de voordeur, maar langs achter, langs het hofje. Zo kwam je in een gang van ongeveer 2,5m breed met een vloer van rode baksteen. Door de deur links ging je op bezoek bij de koeien, de deur rechts verborg de leefruimte. In de gang bevond zich een poembak en een planken aanrecht met een kookvuur dat gevoed werd door een butaan gasfles. Er was ook een moejsegat, (een moosgat of een goot) naar een buitenputje dat diende als afvoer voor het afvalwater. Aan het einde van de gang aan de kant van de koeienstal bevond zich het gemak. Een houten zitplank met ronde opening die je kon afsluiten met een houten deksel om de indringende toiletgeurtjes te dempen, wat zeker in de zomer hoognodig was. Naast het toilet stond altijd een emmer gevuld met water waarboven een zwerm dikke zwarte, groen-blauwig glimmende vliegen zoemden. In de stal overwinterden de bruin gevlekte koebeesten die je bij het binnenkomen in het toilet aankeken met mooie grote en vochtige ogen.
Buiten op het erf stond een waterput waar we ondanks het ouderlijk verbod, over de rand hingen en luidkeels riepen: hoe heet de burgemeester van ’s Gravenwezel? Om dan lachend naar de echo te luisteren. Op het erf groeiden een appel- en een perenboom vredig naast elkaar en achteraan stond een open hooischuur met een echte hooizolder, waarop ook kleine rode appeltjes bewaard werden. Achter de stal lag een moestuin waar je naartoe ging via een houten poortje dat altijd piepte. Aan de overkant van dat houten pieppoortje was er een weide, het buitenverblijf van va Wuyts zijn beesten. Rondom grootvaders huis groeiden tegen de voor- en zijgevel boerenblommen als asters, vergeet mij nietjes, pioenen, afrikaantjes, dahlia’s en reukerwtjes.
Va Wuyts bezat ook nog een lap grond aan de Waterheidestraat, de vroegere Kalverstraat, waarvan nonkel Gust, zijn zoon, een stuk kocht om er in 1963 een huis op te bouwen. ‘s Zomers wandelden we er samen naartoe: grootvader, papa en ik. Va Wuyts nam soms wat aarde in de hand , proefde ervan, keek naar de wolken en mompelde iets tegen papa… zeker over het weer. Grootvader keurde met argusogen de grasweide en voorspelde de kwaliteit van het toekomstige hooi. Bij het korenveld met klaprozen en korenbloemen plukte hij een graankorrel uit de aren waarop ik lekker mocht kauwen. Mais kenden we toen nog niet. Zoals het een gestampte boer betaamt, liep va Wuyts altijd met zijn handen ofwel op zijn rug ofwel in zijn broekzakken, terwijl hij eindeloos tabak sjikte. Hij had een klein snorretje dat soms bruin zag van de nicotine en hij rook naar aarde en naar frisse buitenlucht. Op weekdagen droeg hij een geribde vloeren broek, een hemd zonder kraag en een korte kiel van dik donkergrijs katoen, een grijsblauwe vest en een rode halsdoek met witte bollen. Aan de voeten droeg hij dag in dag uit houten klompen, ’s winters gevuld met stro. Op zon- en feestdagen daarentegen droeg hij netjes gepoetste schoenen, een zwart pak en een wit hemd met boord. Op zijn hoofd stond steevast een zwarte klak.
Hoewel Va Wuyts deel uitmaakte van onze kind- en jeugdjaren en ik echt wel heel veel van hem hield, heb ik hem niet écht gekend. Een ernstig gesprek met hem kan ik me niet herinneren. In zijn ogen waren wij kinderen en kinderen moesten enkel luisteren en antwoorden op de gestelde vragen. Dat was toen zo. Hem bezoeken, deed ik met de fiets. Soms reed ik er alleen naar toe, soms met een van mijn zussen en altijd voelden we ons welkom. Een bezoek werd nooit vooraf afgesproken of gepland. Ook toen nonkel Gust en tante Lisette bij hem inwoonden, stond de deur altijd open voor ons en voor iedereen. Ongevraagd schoven we mee aan de grote houten tafel, er werd gewoon een patatje meer geschild. Smaken deed het altijd, vooral de rijstpap van tante Lisette, die was overheerlijk. Na de maaltijd deed tante de afwas in een teiltje met heet water uit de moor die op de kachel stond. Mijn zus en ik droogden af en nadien schuurden we de vloer met groen zeep, iets wat we thuis niet mochten. Ondertussen deed Va Wuyts zijn middagdutje in zijn zetel die naast het raam stond. Zo kon hij zien wie er op het erf kwam.
Met Turnhout kermis, op feestdagen en met Nieuwjaar, verzamelde de hele familie zich thuis bij Va Wuyts. Voor neefjes en nichtjes werd dit telkens een blij weerzien. We speelden samen op het erf en verstopten ons op de hooizolder, waar een nest jonge katten die rustverstoorders blazend opwachtten met gekromde rug en rechtopstaande staart. Ondertussen zaten de grote mensen gezellig te keuvelen bij een borrel of een pint. Later op de dag was er een koffietafel met frikadellen en warme krieken en geurende koffie met verse koeienmelk. Hoe leuk was het als kind om de koffiebonen te mogen malen in een handmolen, gekneld tussen onze knieën. Ik zie tante Lisette nog de katoenen beus in de koffiepot hangen en vullen met chicorei en koffie om er nadien het nog kokende water uit de rood-oranje emaillen moor op te gieten. De pot van de Leuvense stoof stond roodgloeiend en de hele kamer vulde zich met de geur van dampende koffie en brandend hout.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog is Va Wuyts politiek gevangene geweest. Hij zou Engelse en of Franse soldaten verstopt hebben en helpen vluchten, maar werd verklikt. Hoe de vork juist in de steel zit, weet ik niet, want over den oorlog werd niet gepraat.
Grootvader was geen uitbundig man, wel heel wijs, verstandig én koppig, een echte patriarch, zijn wil was wet! Hij was mondig en sociaal bewogen. Eind 1950 bestond Schorvoort vooral uit velden, weiden, kleine boerderijen en hier en daar enkele kleine woningen. Maar de stad Turnhout had grootse plannen en breidde de wijk uit met een schooltje en een nieuwe parochie rond een nieuwe kerk. Va Wuyts onderschreef deze plannen en ijverde mee om dit alles te realiseren. Hij werd medeorganisator van allerlei activiteiten om geld in te zamelen en zorgde ervoor om, samen met enkele buren, de nodige subsidies te verkrijgen. September 1959 was het dan zover: twee nieuw gebouwde kleuterklasjes werden officieel in gebruik genomen. Vijf jaar later, 11 september 1967, volgde de eerste steenlegging voor de nieuwe Sint Franciscuskerk die in oktober 1966 ingewijd werd. Grootva Wuyts werd de eerste schoolbewaarder én de eerste kerkmeester van de nieuwe kerk, met Ward Verhaegen als pastoor. HijVa Wuyts was toen 78 jaar en kon eindelijk dichtbij huis naar de zondagse mis gaan. Hij moest gewoon maar de straat oversteken, hoe fijn was dat!
Jef Wuyts en pastoor Ward Verhaegen – foto uit jubileumboek Ward Verhaegen
Ondanks zijn hoge leeftijd bleef hij vlijtig en alert, ook al waren de stallen al lang leeg, groeiden er al even geen groenten meer in zijn tuin en stonden de melkkitten te roesten in ’t schop. En toch wist grootva zich boeiend bezig te houden. Hij las dagelijks de krant, volgde de politieke ontwikkelingen op de voet, luisterde van in zijn zetel naar de radio of ging buurten bij Jeanne, zijn buurvrouw.
Stilaan eiste de leeftijd zijn tol. Hoe het juist allemaal in elkaar zit, weet ik niet, maar ik herinner mij flarden van problemen met de waterleiding en over gronden die hij maar niet wilde verkopen aan de stad. Hoe kon het anders: het boerencredo luidt immers: zelfredzaamheid, zoveel mogelijk grond kopen en deze spaarzaam beheren. Een boer die grond verkoopt, hoe onmogelijk is dat! Geleidelijk aan liep het mis met die zelfredzaamheid en verbleef grootva beurtelings bij een van zijn zonen, wat niet altijd van een leien dakje liep. Hij voelde zich nergens vrij, wilde terug op zichzelf in zijn huisje wonen en wilde van geen opname in een tehuis weten. Enkele dagen voor de jaarwisseling 1969-1970 werd hij opgenomen in het gasthuis met een longontsteking. Oudejaarsdag is hij het er afgestapt, in zijn pyjama en door de sneeuw. De verpleging verwittigde papa die hem, volledig verward, terugvond is zijn geliefd boerderijtje op ’t Schorvoort. De laatste jaren van zijn leven bracht hij noodgedwongen door in wat men toen ’t rusthuis noemde.
Inwijding Sint Franciscuskerk - foto uit jubileumboek Ward Verhaegen