Artikelen 2022

Datum publicatie: december 2022

Het Rijksonderwijs in Turnhout (deel 2)

Willy Dewinter

In het eerste deel van het verhaal van het Rijksonderwijs in Turnhout lazen we hoe moeilijk het was om in het katholieke Vlaanderen in de 18de eeuw neutraal onderwijs ingang te doen vinden. De Lagere Hoofdschool van directeur Sanders kreeg van het stadsbestuur uiteindelijk onderdak in het vroegere hotel Stroobant de Terbruggen en kon daarna uitgroeien tot de Ecole Moyenne; dat ging niet zonder slag of stoot, zonder vallen en vooral weer opstaan. Het oude hotel Stroobant de Terbruggen, moederhuis van het Rijksonderwijs in Turnhout, heeft nog heel wat te vertellen. Veel leesplezier.

L' Ecole Moyenne (de Kommejen)

Het Rijksonderwijs groeide vanaf dan gestaag onder meestal bevlogen leiders, soms met de wind mee en vaak ook met nogal wat tegenwind. Niemand bleef bij de pakken zitten, ondanks groeipijnen, infrastructurele problemen, de schoolstrijd en de oorlogsjaren.

Toen Guillaume Senden de leiding van de school overnam, heerste er in Turnhout een vijandig klimaat ten opzichte van de Rijksmiddelbare School. Het bestuurscollege hield zich vaak afzijdig; er werd vier keer per jaar vergaderd om de hoogst noodzakelijke praktische zaken af te handelen, maar de interesse en de morele financiële ondersteuning die voorheen wel aanwezig was, verschrompelde. Het bestuurscollege kon maar moeilijk verkroppen dat er steeds minder rekening gehouden werd met haar wensen inzake benoemingen van personeelsleden. Maar Guillaume Senden was een uitstekend pedagoog en meester tacticus. Binnen de kortste keren zorgden hij en zijn ploeg voor onomstootbare bewijzen van de degelijkheid en de hoge kwaliteit van het onderwijs dat in de school aangeboden werd. Dat zorgde op termijn voor een herwonnen vertrouwen. In die tijd werden er voor leerlingen uit heel het land jaarlijks “concours interscolaire” ingericht, bijvoorbeeld over de kennis en de beheersing van het Nederlands; zowel in 1885 als in 1887, 1889, 1890, 1891 en 1892 veroverde een leerling van de middelbare afdelingen de eerste prijs. In de toenmalige lokale pers kon men het volgende lezen: “De magistraat van onze stad verheugde zich met rechtmatige fierheid over de schitterende resultaten en over het uniek succes van de Staatsmiddelbare School van Turnhout”. De Laureaten kregen kostbare prijsboeken en aan hun woonst bracht de fanfare L’Echo de la Campine een huldigende serenade. De ouders van de laureaten werden uitgenodigd bij de bestuurders van de school en tijdens die ontvangst werden de opstellen van het examen voorgelezen.

Door de weerklank van het succes van de school en door de mogelijkheid die ontstond om later hogere studies aan te vatten, stroomden leerlingen toe uit alle lagen van de bevolking. Standenverschil kwam op de school niet tot uiting. Het schoolregime was niet van de poes en de leerlingen hadden veel werk. De avondstudie was verplichte kost, behalve tijdens de winter voor diegenen die meer dan vijf kilometer van de school verwijderd woonden. De leerlingen kregen twee huiswerken per dag en elke week moesten twee opstellen geschreven worden, één voor Frans en één voor Nederlands. Daarnaast kregen ze nog één of twee taken voor Nederlands, twee taken voor Frans en drie taken voor wiskunde extra. De extra taken moesten afgegeven worden bij de leerkrachten thuis. Het regime was erg streng, maar goed presterende leerlingen werden vaak beloond: zo werden cinemavertoningen gehouden met behulp van een projectielamp, of mochten leerlingen in’t Frans corresponderen met leeftijdgenoten uit een middelbare school uit Luik. De successen die leerlingen van de Rijksmiddelbare School van Turnhout behaalden, bleven niet onopgemerkt: zo werd de school aangezocht om haar medewerking te verlenen aan de wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1885, aan de expo te Luik in 1905 en aan de expo te Brussel in 1910: er werden cursussen, schriften en taken tentoongesteld.

Met het succes groeide de goodwill van de gemeente. Burgemeester P. Dierckx overtuigde als voorzitter van de Raad van Bestuur van de school het gemeentebestuur om te investeren in de gebouwen van de op dat moment noodlijdende en uit zijn voegen barstende school. De stad nam het heft in handen vanwege de uitblijvende financiering van staatswege. Eindelijk zouden klassen gesplitst kunnen worden.

Standaard van de Ecole Moyenne uit 1859 (Foto: Archief Koninklijk Atheneum)

De eerste wereldoorlog

Vanaf 29 september 1914 werd Turnhout in de eerste wereldoorlog gedompeld. Onder de leiding van schepen Du Four, die burgemeester Van Hal verving, besliste het bestuurscollege dat vanwege de oorlogsellende de noodlijdende gezinnen niet langer schoolgeld moesten betalen. Het leerlingenaantal in de voorbereidende klassen (Section Préparatoire) slonk aanzienlijk, want vooral de leerlingen die veraf of op den buiten woonden, bleven weg van school. In de winter van 1916 leed men kou door een gebrek aan kolen en hout. Brandstof was duur en bijna nergens te koop. De lessen werden voor een tijd gestaakt en uiteindelijk beperkt tot de duur van de voormiddag. De winter was ijzig en de beperkingen duurden tot half maart. Op het einde van de oorlog werden er op school Duitse troepen ingekwartierd die de gebouwen en de speelplaats bij hun vertrek in puin achterlieten.

Herademing

Na de oorlog kon de school zich gelukkig verder ontplooien. In het schooljaar 1928-1929 liepen 217 leerlingen school in de voorbereidende afdeling en 85 leerlingen in het middelbaar. In het schooljaar 1933-1934 liepen er 468 leerlingen school in de voorbereidende afdeling en 201 leerlingen in het middelbaar. Dat maakte dus een totaal van 669 leerlingen! Er waaide ook een nieuwe pedagogische wind doorheen de school, vooral door de impulsen van directeur Lucien Lebeau: de pedagogische en psychologische aanpak van de individuele leerling werd meer centraal gesteld. Er werd ingezet op geleide oefening en klemtonen lagen voortaan vooral op de hoofdzaken, minder op bijzaken. Het regime werd milder en in alle klassen was de meer humane geest voelbaar.

Er werd een Latijnse afdeling opgericht en er werd gestart met een zelfstandige middelbare meisjesafdeling. Het gebrek aan ruimte deed zich steeds meer voelen: de meisjes werden eerst ondergebracht in de Stedelijke Meisjesschool, dan bij uitbreiding in de Stedelijke Tekenschool in de Victor Van Hal-straat (vroeger Nieuwstraat en nu Grote Markt). Om voldoende toevoer te hebben voor de middelbare meisjesafdeling werd het plan opgevat om een voorbereidende afdeling voor meisjes op te richten. Er waren wel kandidaten, maar helaas geen lokalen.

Groeien en uitbreiden is logisch, maar hoe en waar en zou het opnieuw oorlog worden?

De bede van directeur Steendam om de ontwikkeling van de Turnhoutse jeugd niet in de weg te staan, vond gehoor bij het gemeentebestuur. Wijzend op de nood van leerlingen om universitaire studies aan te kunnen vatten, huurde de stad het Huis Ceulemans naast de school langs de Begijnenstraat. Onmiddellijk werd in 1936 een derde wetenschappelijke klas opgericht dat in het huis een onderkomen vond. Op die manier werd gestart met de uitbouw van een Atheneum-afdeling. Een jaar later werd de Grieks-Latijnse afdeling gesticht.

De toekomst oogde rooskleurig. De school floreerde als nooit tevoren en er liepen liefst zevenhonderd leerlingen school. Maar… de mobilisatie voor de op stapel staande tweede wereldoorlog zorgde voor een kritieke ontreddering: zeven leerkrachten werden onder de wapens geroepen, opdrachten werden gewijzigd en klassen werden samengevoegd. Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 bleven de leerlingen weg, maar wonder boven wonder werden op 6 juni de leergangen hervat met een nagenoeg volledige personeelsbezetting.
Weeral doken nieuwe problemen op: omdat de stad ruimte nodig had voor de bevoorradingsdiensten, moesten de meisjes de tekenschool in de Viktor Van Hal-straat verlaten. Gelukkig waren de Zusters van het Heilig Graf bereid om hen onderdak te verlenen. In het schooljaar 1942-1943 werden negen voorbereidende klassen ondergebracht in de Apostoliekenstraat en het schooljaar daarop zat de hele voorbereidende afdeling daar. Vanaf januari 1944 waren er stelselmatig meer leerlingen afwezig door de dreiging van bombardementen. Turnhout lag immers binnen de “gevaarlijke zone”. De voorbereidende klassen werden nu ook in de Apostoliekenstraat weggestuurd, want de bezetters eisten de gebouwen van het Heilig Graf en van de Gemeentescholen op. De uitbestede leerlingen moesten daardoor allen onderdak vinden in de gebouwen in de Begijnenstraat. Zelfs de bevrijding op 23 september 1944 bracht geen soelaas: vanaf januari 1945 moesten immers de soldaten van het bevrijdingsleger een onderkomen vinden en prompt werden ze in toenemende mate ingekwartierd in de gebouwen van de Begijnenstraat. Daardoor werden er klaslokalen ingericht in café Sint-Pieter en in het Hotel des Arcades. Vanaf het derde trimester raakte alles min of meer georganiseerd en viel alles zowat terug in zijn plooi. Er konden op het eind van dat turbulente schooljaar voor de leerlingen opnieuw plechtige prijsuitreikingen gehouden worden; in juni 1945 konden ze doorgaan in zaal Lux in de Renier Sniedersstraat (later ciné Palace) en in juni 1946 hield men de prijsuitreikingen in zaal Roxy (ciné Roxy aan de Merodelei, tot voor kort winkelketen AS Adventure). In het schooljaar 1947-1948 kregen voorbereidende klassen een behuizing in een oude fabriek in de Otterstraat; in februari 1949 verhuisden de overige voorbereidende klassen naar een loods in de Rubensstraat.
Wat een gedoe! En wat voor een werklust en soepelheid moeten de verschillende leraarsteams aan de dag gelegd hebben om al die moeilijkheden te overwinnen! Het geloof en vertrouwen van de ouders bleef overeind en dat loonde zich.
Het was niet al kommer en kwel…

Het onderwijzerscorps van de afdeling Rubensstraat (Foto: Archief Koninklijk Atheneum)

Vestiging Otterstraat: de heer E. Cavens en de 2de Voorbereidende A. 1954-1955 (Foto: Archief Koninklijk Atheneum)

Bronnen:

- Een interview met Jean Vallers en Chris Brouwers, leerkrachten op rust van het H.O.R.I.T.O te Turnhout
- Documentatie uit het archief van het Koninklijk Atheneum, mij verstrekt door de Heer Pol Waumans
- Info ingewonnen op de tentoonstelling over de geschiedenis van het KA in Turnhout, ingericht door Brent Noyens, student 5de Latijnse aan de Talentenschool Turnhout, campus Boomgaard, tijdens de opencampusdag op 29 april 2022.
- Historiek van de R.M.S. ,door Dr J. Smets, 1952
- Het Koninklijk Atheneum en het Rijksonderwijs in Turnhout, door Odette Haegeman-Vereecke en Toon van Bourgognie, 1978
-Dag van het Officieel Onderwijs, 19 april 1986, Redactie: Jean Vallers en Toon Van Bourgognie

Datum publicatie: september 2022

De man die Turnhout cultuur leerde smaken.

Harry Baeken en Rita Dries met dank aan Jonathan Antonis en Hubert Aerts.

Als dit ledenblad verschijnt maakt ons C.C. De Warande zich op om zijn 50ste verjaardag te vieren. Reden te over voor het Bezemklokje om op interview te gaan bij Jonathan, zoon van een van de grondleggers van de Warande: Eric Antonis.

Biografie
Op 6 juli 1941 werd Eric als tweede kind het gezin Antonis geboren in het moederhuis Maria Gabriël in de Korte Begijnenstraat in Turnhout. Hij groeide samen met zijn zus Ina op in de Driezenstraat, liep school in het St.-Jozefcollege in de Collegestraat om nadien verder te studeren in Utrecht en in Gent. Hij behaalde diploma’s in rechten, geschiedenis, onderwijs en bibliotheekwetenschappen. Eric begon zijn loopbaan als leraar geschiedenis eerst in het Koninklijk Atheneum in Heist-op-den-Berg en daarna in Het Spijker in Hoogstraten. Van 1968 tot 1972 werkte hij als bestuurssecretaris op het kabinet van toenmalig minister van Nederlandse Cultuur Frans Van Mechelen om daarna directeur-cultuurconsulent te worden van het C.C. De Warande in Turnhout. Deze post bekleedde hij tot 1988. Tussendoor werd hij gedetacheerd bij het kabinet van minister van Nederlandse Cultuur Rika De Backer als projectverantwoordelijke voor het internationaal Jaar van het kind. Van 1988 tot 1990 was hij directeur van Het Zuidelijk Toneel in Eindhoven. In het voorjaar van 1990 werd hij door de Antwerpse burgemeester Bob Cools gevraagd als intendant van het project Antwerpen ’93, Culturele hoofdstad van Europa, dat hij met succes in goede banen leidde tot 1994. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 kreeg hij als onafhankelijke een plaats op de lijst Antwerpen’94, een kartel tussen de CVP en de Volksunie. Hij werd schepen van cultuur, bibliotheken en monumentenzorg van de stad Antwerpen en bleef dit tot hij in 2004 met pensioen ging.

Als schepen van cultuur kreeg hij veel waardering als promotor van de Zomer van Antwerpen en als initiatiefnemer van de bouw van het MAS (museum aan de Schelde), de Permekebibliotheek, het Felixarchief, de reorganisatie van het Toneelhuis en HETPALEIS (theater). Hij kreeg meerdere cultuurprijzen van verschillende steden, van de provincie en van de Vlaamse Gemeenschap.

Eric Antonis overleed in Antwerpen op 14 november 2014 op 73-jarige leeftijd en werd bijgezet op het Erepark van de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof.

Cultuurcentrum De Warande: voorgeschiedenis in een notendop
Al van in de negentiende eeuw stond op de gronden van de huidige Warandegebouwen het gasthuis Sint Elisabeth, eigendom van het toenmalige OCMW van Turnhout en beheerd door de Gasthuiszusters Augustinessen. Na de verhuis van het ziekenhuis naar de nieuwbouw in de Rubensstraat werden de leegstaande gebouwen enkele jaren gebruikt door de academie voor schone kunsten. De stad Turnhout met als toezichthoudende overheid het ministerie van binnenlandse zaken kocht na een derde raming de gronden voor 15 miljoen Belgische frank met als voorwaarde dat het terrein moest bestemd blijven voor openbaar nut. De onderhandelingen over de verkoop startten in 1956. In 1962 werden architecten Vanhout, Wauters en Schoeters aangesteld voor het opmaken van een eerste ontwerp met raming voor het bouwen van een cultuurhuis met o.a. een theaterzaal, vergaderzalen, een tentoonstellingsruimte, een bibliotheek, een ondergrondse parking, ruimte voor de kunstacademies en een archief. Een eerste raming bedroeg 140 miljoen. De stad dacht aan 90 miljoen en dus werd de realisatie opgedeeld in fases. Het definitieve voorontwerp werd goedgekeurd in 1966 en in 1967 legde minister Van Elslande de eerste steen. In 1972 betrokken Hubert Aerts, Rita Geudens e.a. het gebouw dat in oktober 1972 plechtig geopend werd en de naam de Warande kreeg. De leiding werd toevertrouwd aan Eric Antonis.

Cultuurvader
Eric Antonis heeft geschiedenis geschreven. Al van in de jaren zestig oefende hij een sterke invloed uit op de culturele ontwikkeling van Vlaanderen. Iedereen uit de kunstwereld,van toeschouwer over kunstenaar tot beleidsvoerder en minister van Cultuur heeft dankzij hem cultuur leren kennen en smaken.

Eric promootte het bouwen van kunstencentra in kleinere steden, zodat dicht bij huis dezelfde culturele activiteiten plaatvonden als in ‘de grote stad’. Het probleem hierbij was de financiering. Grote gerenommeerde gezelschappen laten optreden kost veel geld en ze hebben doorgaans veel en dure of ingewikkelde rekwisieten nodig. Kleinere CC moeten zich daarom ook richten tot kleinere binnenlandse gezelschappen die daarom niet minder succesvol blijken.

Eric is eveneens de grondlegger van kunstencentra als de Gentse Vooruit, de Antwerpse Singel, het Brusselse Kaaitheater en onze Turnhoutse Warande. Maar ook van heel wat kunstenfestivals, cultuurmarkten en kunstencentra leiden de roots naar hem. Ondanks het gegeven dat zijn naam ter sprake kwam in zoveel openbare functies herinnert Turnhout Eric als een bezield organisator en een minzaam man die zichzelf altijd op de achtergrond plaatste. Voor hem was cultuur van en voor iedereen en had cultuur in de brede betekenis van het woord een vredesmissie.

Geestelijke vader van de Warande
Eric maakte van de Turnhoutse Warande een artistiek oord in onze stad waar plaats was voor iedereen en voor elk initiatief of dat nu een breivereniging of een studio voor experimentele kunst was. Mensen van alle kleuren, maten, gewichten en culturen kregen tijd en ruimte in 'zijn' Warande, lang voor er sprake was van multiculturaliteit en interculturele samenwerking. In die zin is hij een historische figuur en verdient hij een vooraanstaande plaats in onze Turnhoutse geschiedenis.

Tot aan de opening van de Warandeschouwburg in 1977, vonden er opvoeringen plaats in de inkomhal van het toen nieuwe Warandegebouw, voor de gelegenheid getooid met zwarte doeken en sporttribunes. Dit betekende een hele vooruitgang na jarenlang theateroptreden in het Kursaal op de Grote Markt. Al was dit laatste heel bijzonder: onderaan bevond zich het zwembad en op de bovenverdieping een theaterzaal voor 1200 toeschouwers. Onder auspiciën van het Davidsfonds werden hier vooral klassieke toneelstukken gespeeld. Eric vond het zijn taak om dit bestaande programma uit te breiden en te vernieuwen, de bezoekers warm te maken voor het onbekende en grenzen te verleggen. Voor de Kempen was dit baanbrekend … ook ‘gewaagde’ stukken werden geprogrammeerd. Eric wilde voor alles de afstand tussen het artistieke en de toeschouwer verkleinen, cultuur democratiseren.

In de jaren ’70 betekende het opstarten van De Warande een hele uitdaging, het moest en zou een succes worden, zo vond de toenmalige schepen van cultuur Richard Proost. In de beginperiode probeerde men aandacht te trekken door dingen te doen die mensen niet meteen van een CC zouden verwachten. Zo organiseerde men er een grote tentoonstelling over slangen en reptielen of met kanarievogels. De dagelijkse stempelcontrole vond er plaats in de inkomhal. De bedoeling was ofwel heel populaire dingen doen ofwel kansen geven aan  het amateurtheater of aan muziekgroepjes en zangkoortjes allerhande. Voor bourgeoistheater was in de Warande geen plaats. Sommigen vonden de Warande elitair maar de media klonken veelal positief over haar ietwat vreemde andere koers. In die periode werd Theater 42 opgericht om met kinderen, jongeren en volwassenen theater te maken. Gie Laenen was de eerste man die met deze groep werkte.Na hem is Matthijs Rümke, later directeur van Het Zuidelijk Toneel Eindhoven, hem opgevolgd. Met hem is de definitieve vormgeving van Theater 42 ontstaan. Acteurs als  Chris Nietvelt, Koen De Bouw, Bart Slegers en Stanny Crets kregen hier in De Warande tijd en ruimte om hun producties te maken met professionele coaching. Zo werden ze grote acteurs. Begin jaren ’80 werden theatergroep Het Gevolg en Theater Stap opgestart. Toch wel unieke initiatieven die zich nog steeds bewijzen.

Wat toenmalig Turnhoutenaar en minister van cultuur Prof. Dr. Frans Van Mechelen in de jaren ’70 waarschijnlijk niet zo onderkend had bij het in leven roepen van de CC was dat mensen op zoek waren naar ruimte om actief dingen te doen. Leden van alternatieve organisaties die niet tot de grote verkozen zuilen behoorden, kregen hier kansen. Volledig in navolging van de spirit van haar grondlegger bood en biedt de Warande nog altijd hierop een antwoord en stelt lokalen en knowhow ter beschikking aan verenigingen en organisaties die hierom vragen. Zo isbv. de vrijwilligersorganisatie DINAMO, geboren in en gegroeid uit de Warande, ondertussen uitgezworven naar meerdere locaties in de stad. Organisaties als Stripgidsen MOOOV vonden permanent een onderdak in de lokalen behorend tot de schouwburg. Theater STAP, Theater 42 en HET GEVOLG werden geboren in de Warande en leven nu succesvol een eigen leven…

Allemans vader
Eric Antonis trouwde en vestigde zich samen met zijn echtgenote en hun twee zonen in de Smalvoortstraat in Turnhout. Erics echtgenote was vaak zieken lag veel te bed zodat de zorg voor beide kinderen in sommige periodes grotendeels op zijn schouders terecht kwam. Dit laatste is niet zo evident want Eric was weinig aanwezig thuis. Vooral aan het begin van de jaren ’70 was hij gepassioneerd bezig met de bouw van de nieuwe Warandeschouwburg en vloeiden privé en werk in elkaar over. Beide zonen ervaarden dit als een zege. Zij werden nauw betrokken bij het hele warandegebeuren en hebben hieraan de beste herinneringen. Samen met papa de bouwplannen op de salontafel bestuderen staat nog in hun geheugen gegrift. Voor hen was de warandebouwwerf één grote speeltuin die geen geheimen kende. Gelukkig was er het warandepersoneel dat zich over hen ontfermde en zo werd de Warande hun tweede thuis. Ook overbuurvrouw Lydie die vormselcatechese gaf nam een belangrijk deel van de zorg voor de broers op zich. Na schooltijd even bij haar binnenwippen voor een kop warme soep of een vers gebakken wafel zijn ze nog niet vergeten. Nu herinneren beide broers zich hun vader als een ruimdenkend man die openstond voor elke andere mening. Streng maar rechtvaardig met als motto: ‘zorg dat je het goede doet’, zo niet volgden er strenge straffen die dankzij de uithuizigheid van vader niet altijd strikt uitgevoerd werden.

Ook wanneer het warandegebouw volledig in gebruik genomen was bleef vader Eric zijn zonen betrekken bij de vele initiatieven die zich aanboden. Wanneer in 1979 toenmalig minister van cultuur Rika De Backer naar aanleiding van Het jaar van het Kind Eric vraagt om gedurende één jaar in Brussel te komen werken grijpt hij de kans om bestaande  misverstanden te ontkrachten. Hij ijvert voor multiculturele samenwerking en neemt prompt een aantal allochtone mijnwerkerskinderen uit Winterslag mee naar Brussel om hen daar een forum te geven. Een nooit eerder geziene gebeurtenis die op het kabinet voor enige ophef zorgde. In alles zet hij het belang van het kind voorop wat niet altijd overeenkwam met de belangen die het kabinet nastreefde. Voor Jonathan en zijn broer waren dit nieuwe ervaringen. Vooral het leren kennen en proeven van ‘ander eten’ dan de dagelijkse Kempense kost is hen bijgebleven.

De Nederlandse periode waarin Eric als directeur en artistiek leider verbonden was aan Het Zuidelijk Toneel in Eindhoven betekende op verschillende domeinen een uitdaging. Van Eric werd verwacht dat hij de prestaties van het gezelschap op een hoger niveau zou brengen en dat terwijl er in Nederland al veel meer mogelijk was dan hier in de Kempen. Grensverleggende en/of uitdagende onderwerpen als gendergelijkheid, vrouwenemancipatie, seksualiteit en individualiteit werden daar, in tegenstelling tot zijn thuishaven, uitdagend en boeiend gevonden. Na twee jaar was zijn opdracht geklaard en gaf hij de fakkel door. Zijn rijke ervaring bracht hij mee naar Vlaanderen.

Eenmaal terug thuis breekt voor Eric een moeilijke periode aan. Zijn echtgenote overlijdt aan de gevolgen van een hersenbloeding. Bob Cools, burgemeester van Antwerpen, vraagt hem als intendant voor het project Antwerpen cultuurstad ’93.Creatieve Eric heeft grootse  ideeën, voelt zich geroepen cultuur te brengen voor elke burger in onze samenleving, botst hierover met politiek Antwerpen maar brengt Antwerpen ’93 tot een goed einde. Eerlijk met zichzelf vecht hij terug door zich als onafhankelijke verkiesbaar te stellen voor de Antwerpse gemeenteraad. Zijn plan lukt en als schepen van cultuur slaagt hij er in zijn plannen te verwezenlijken: Het MAS, het Felixpakhuis, de Permekebibliotheek e.a. worden een feit.

Vechten tegen de wind in was zijn aard, zijn Kempense volksaard. Financieel rijk werd hij er niet van, de cultuursector betaalt niet zo goed, maar op menselijk vlak voelde hij zich schatrijk. Schatrijk omdat zijn levenswerk, onze Warande, na 50 jaar nog steeds uitstraling geeft aan Turnhout tot ver buiten de grenzen.

Bronnen:
- de Standaard, 14 november 2014, Geert Van der Speeten.
- het Laatste Nieuws, 14 november 2014.
- Knack, 14 november 2014, Guido Lauwaert.
- Toneelstof: over de Vlaamse podiumkunsten in de jaren 60-90, Wouter Hillaert.
- https://www.wikiwand.com/nl/Eric_Antonis
- Interview 4 oktober 2021, Jonathan Antonis.
- Interview juni 2022, Hubert Aerts.

Datum publicatie: juni 2022

Mini Turnhout en omstreken

Theo Looyens, Erika Wouters en Gil Tack

Een actieve senior
Theo Looyens vierde vorig jaar zijn negentigste verjaardag. Voor die gelegenheid werd hij op 15 juli geïnterviewd door de Gazet van Antwerpen en kreeg hij bezoek van een journalist op zoek naar actieve senioren met een interessante, tijdvullende hobby. Daarvoor was hij bij Theo aan het goede adres. In 1988 was Theo bij General Motors met pensioen gegaan en had toen eindelijk tijd! Net als in zijn jonge jaren begon hij een treincircuit te bouwen met alles erop en eraan: bergen, kleine gebouwtjes, overwegen,…. . Ook voor zijn interesse voor geschiedenis kwam er opnieuw ruimte. In de loop van de laatste dertig jaar verzamelde hij in twee klasseurs allerlei informatie over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust.

 foto Marc Cornelis

Theo Looyens naast zijn maquette van het kasteel in Turnhout.

Het loopt uit de hand
In 2002 vroeg zijn zoon hem om een maquette van de villa van zijn idool te maken; zijn zoon was immers een gedreven Elvisfan. Zo geschiede en het bracht Theo op het idee om ook maquettes van Turnhoutse en Kempische gebouwen te maken. Tegen 2012 had hij voor het 800-jarige bestaan van Turnhout het Kasteel, de Sint-Pieterskerk, het oude Stadhuis, het Huis met de Toren, gebouwen uit het Begijnhof en de Theobalduskapel klaar. Ze werden tentoongesteld in de Klein-Engelandhoeve. Het boek met felicitaties van bezoekers bewaart Theo met grote zorg. Het toenmalige prinsenpaar Filip en Mathilde bezocht de tentoonstelling en was zo onder de indruk van zijn werk, dat ze op weg naar de Grote Markt een omweg maakten langs het Kasteel om dit gebouw ook in het echt te bekijken. Paul Dierckx, eigenaar van Klein-Engeland vroeg aan Theo om ook de gerestaureerde schaapskooi van Klein-Engeland, het Zwart Water, waar de kinderen vroeger kwamen zwemmen en schaatsen en de ingangspoort van Corsendonk te maken. Jan Sels, schepen in Oud-Turnhout, bestelde voor een Open Monumentendag Het Hofke van Chantraine, Kunst- en Erfgoedcentrum van Oud-Turnhout.

  foto Marc Cornelis

Het 'Huis metten Thoren' in Turnhout.

  foto Marc Cornelis

Begijnhofpoort in Turnhout.

Ook andere Turnhoutse en Kempische gebouwen kwamen in het atelier van Theo tot stand: de kiosk op de Turnhoutse Grote Markt, het Torenhuis, het hoekhuis met de Gasthuisstraat, het Hotel der Kempen en het heemhuis van Nicolaus Popelius in Ravels. De Watertoren in de Warandestraat staat momenteel nog in de ‘maquettesteigers’.

Theo weet dat er in de Heilig Hart- en in de Middelareskerk een maquette van die kerken aanwezig is, de eerste vervaardigd door een oom van zijn vrouw en de tweede door Willy Luyckx.

  foto Ronny Crols

Huizenrij en pomp in het Begijnhof van Turnhout.

Technische uitwerking
Voor hij aan een gebouw begint, zoekt Theo de historische details op. Tijdens die research las hij onder andere over Margaretha van Oostenrijk, Maria van Hongarije en de Taeymansdynastie. Ook kwam hij te weten dat de klok van Corsendonk maar 1 wijzer had, die enkel de uren aangaf en in de Franse tijd verstopt werd bij de Augustinessen om confiscatie te vermijden.

In een tweede fase maakt Theo een tekening op schaal van het te construeren gebouw. Hiervoor inspireert hij zich op tekeningen van commandant Van Herck, die hij via een vriend leerde kennen. De commandant woonde op het Begijnhof in het voormalige huis van de pastoor, dat ook Remi Lens heeft gehuisvest.

Daarna begint de opbouw van de maquette. Hiervoor gebruikte Theo aanvankelijk hout van 4 mm dik, dat hij kocht in Arendonk en hout in verschillende kleuren dat de gevangenis van Merkplas hem leverde.

De eerste maquettes waren grote constructies waar een stevige basis vereist was. Later hoorde hij van zijn zoon dat hij kon beschikken over de lege kaasdoosjes van de Delhaize van Vosselaar. Dit basismateriaal is stevig maar veel lichter en kan gemakkelijk bewerkt worden met een cuttermes.

De basisvorm beplakt Theo met papier of met zelfgegoten porseleinen baksteentjes en dakpannetjes, een echt penitentiewerkje. Voor de afwerking met deurklinkjes en kleine lantaarntjes kon hij voorheen terecht in een winkel van snuisterijen in Nieuwpoort. Daar vond hij ook het beeldje waarmee hij de Begijnhofkerk vervolledigde. Het beeldje in het poortgebouw van de abdij van Corsendonk is de verkleinde foto van het origineel, geplakt in de nis. Zijn zoon nam de foto toen hij met zijn ouders in de voorbij zomer Corsendonk bezocht. Het was 73 jaar geleden dat Theo er met vakantie was geweest met de misdienaars en hij stond verbaasd te kijken hoe mooi het er geworden was sinds zijn jeugd.

  foto Marc Cornelis

Oud stadhuis op de Markt in Turnhout.

Herinneringen
De herinnering aan het bezoek aan Corsendonk bracht Theo terug naar zijn jeugd in het verleden. Hij is een echte Turnhoutenaar, die zijn jeugd doorbracht aan de Theobalduskapel. Hij herinnert zich nog levendig de viering van Onze Lieve Vrouw en de herdenking van de bevrijding van Turnhout door de Patriotten, elk jaar op 27 oktober. Enkele dagen vooraf werd dan de Theobalduskapel grondig gekuist door alle buren. De kinderen werden hierbij ingeschakeld om de stoelen buiten en daarna opnieuw binnen te zetten.

Theo is ook verschillende jaren misdienaar op het Begijnhof geweest en ging met die groep 3 jaar na mekaar op vakantie naar Corsendonk. Hij werd ook dikwijls ingeschakeld op het Begijnhof, om onder andere tijdens de processie het baldakijn te dragen of te helpen bij een verhuis van pastoors en begijnen. De grappen van pastoor Frickel, pastoor op het Begijnhof van 1948 tot 1987, zijn Theo bekend. Van hem mocht Anna van de Gatpees enkel vernoemd worden als Anna van het Achtertouwwerk. Theo herinnert zich hoe bang deze vrouw was van de duivel en daarom op haar slaapkamer als bescherming vijftig heiligenbeelden had staan. Tijdens de verhuis van pastoor Frickel stopten de misdienaars voor de gemakkelijkheid de kat in de stoof. Ze vergaten het echter te zeggen en toen de meid ’s avonds de stoof aanstak, vloog de kat er als een razende uit.

Ook pastoor Van Lieshout heeft Theo goed gekend: een brave mens, die elk jaar tijdens de vergadering voor iedereen een glaasje wijn voorzag en zijn buitenverblijf schonk aan zijn meid.

Mensen als Theo hangt Het Bezemklokje aan de lippen om alles te horen wat zij nog weten over vroeger. En zijn maquettes.. daarvan tonen we u er graag enkele in dit ledenblad.

Datum publicatie: maart 2022

Over eieren rapen en klokken die naar Rome vliegen

Rita Dries

Voor christenen is Pasen het belangrijkste traditionele feest. Het paasfeest herdenkt de verrijzenis van Christus, een fundamenteel geloofsgegeven. Pasen valt altijd in de lente maar niet op een vaste datum. De eerste zondag na de volle maan die volgt op de astronomische lente is paaszondag. Net zoals bij andere feesten zijn ook rond het paasfeest heel wat liturgische en folkloristische gebruiken en rituelen gegroeid die hun oorsprong vinden in de lente. Een van de meest bekende en meest verspreide is voor kinderen het zoeken naar paaseieren. Ieder van ons herinnert zich het versje

Bim Bam Beieren

de klokken brengen eieren

Bim Bam Bom

de kinderen juichen erom.

Guido Gezelle (1830-1899), een van onze belangrijkste dichters en meest verdienstelijke volkskundige verklaart het zo: Pasen komt gemeenlijk bij ons omtrent de tijd dat de natuur ook weer uit de slaap en de schijnbare dood verrijst. Het ijs is gesmolten, ’t sap komt in de botten, de vogels zoeken een nest en beginnen te leggen. Het blij gekakel en ’t gekraai van de hoeders vermengelt aangenaam met de klank van de weergevonden klokken … Pasen is de eiertijd. Daarom zingt men: ‘Kinderkes staat op en eet een ei. ’t Is bij de Mei, ’t is Pasen!

Tijdens het pontificaat van Gregorius de Grote (590-604) werd onthouding van vlees en zuivelproducten, dus ook eieren, tijdens de vasten ingevoerd. De vasten duurt 40 dagen en bestrijkt de periode van Aswoensdag tot Pasen. In de vroege middeleeuwen werden die vastenregels strikt opgevolgd. Eieren werden daarom gedurende de hele vastenperiode bewaard en pas met Pasen opgegeten waarbij de oudste eieren die niet meer geschikt waren voor consumptie gekleurd werden en dienst deden als versiersel.

Volgens de katholieke traditie worden paaseieren door de klokken van Rome gebracht. Het verhaal wil dat ze na het luiden tijdens het Gloria in de Mis op Witte Donderdag naar Rome vertrekken. Daar worden ze gevuld met chocolade eieren en door de paus gezegend om op Paaszondag terug te keren en de meegebrachte eieren uit te werpen in tuinen en parken. Getuige hiervan het verhaal over het kleine kerkklokje van Zevendonk dat voor de eerste maal naar Rome vertrok. Verteld wordt dat de Duitse protestanten het katholieke verhaal over de klokken niet genegen waren en daarom de paashaas ingevoerd hebben. Hij schildert en versiert eieren en verstopt ze op paaszondag in tuinen en parken. Via de Nederlandse protestanten die dit verhaal overnamen kwam de paashaas naar onze streken. De klokken van Rome komen overal op hetzelfde tijdstip, maar voor de paashaas ligt dat anders: al naargelang de regio arriveert hij op Palmzondag, Witte Donderdag, Pasen of ergens in de vasten. Ook de plaats van de verstopte eieren verschilt nogal eens: soms enkel in de tuin, soms enkel binnenshuis of op beide plaatsen. Stoute kinderen worden soms gestraft: zij krijgen geen eieren maar hazenkeutels.

Het verstoppen van eieren stamt uit de Germaanse traditie om eieren, als symbool van vruchtbaarheid, tijdens het voorjaar in akkers te begraven zodat deze akkers voor een goede opbrengst zouden zorgen. Het kleuren van de eieren gebeurde door ze te koken in water verrijkt met natuurlijke producten zoals bladeren of vruchtensappen zoals van rode biet en uienschillen. Chocolade was een luxeproduct dat pas na de tweede wereldoorlog zijn intrede deed. Aanvankelijk werden alleen natuurlijke eieren verstopt.

De eerste vermelding van een soort paasboom is gevonden in een lokale krant in Amerika, The Reading Eagle uit 1876. Het betrof hier een bundel  sparrentakken die volhingen met onder andere beschilderde eieren en veel weg hadden van een kerstboom. Het versieren van een paasboom, bij ons meestal bestaand uit krulhazelaartakken versierd met gekleurde paaseieren, is slechts de laatste decennia in onze streken ingevoerd. Ook dit gebruik komt vermoedelijk overwaaien uit Duitsland en verwijst naar de heilige boomcultuur van onze voorvaderen, de Germanen. Zij verzamelden bij een heilige boom om te bidden of te offeren.

Zijn Pasen houden is een belangrijk christelijk gebruik dat sinds de ontkerkelijking in onze streken sterk afneemt. Na een bezinningstijd van 40 dagen gaat men te biechten, doet men penitentie voor de eerder bedreven zonden en gaat men tijdens de paasmis te communie. Wie oud genoeg was ging vroeger op zijn paasbest gekleed naar de paasnachtmis. Hier werd het hele lijdensverhaal van Jezus voorgelezen en werd via gebed en samenzang de verrijzenis van Christus gevierd. Vandaag is het aanvangsuur van deze dienst vervroegd en wordt ook op paaszondag een feestelijke dienst opgedragen.

Op het menu van het paasontbijt stonden steevast paaseieren, al dan niet van chocolade. In sommige gezinnen werd zelfs een wedstrijdje eieren eten georganiseerd. Bij feesten hoort nu eenmaal overvloed.

       

                                                                            Postkaarten Willy Dewinter


Bibliografie

Geybels, Hans. Heiligen en tradities in Vlaanderen, lente en zomer. Davidsfonds 2017.

https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/feestdagen/127240-pasen-de-betekenis-en-de-gebruiken

Paasei - Wikipedia